-
1 vrees aanjagen
гл.общ. запугивать, наводить страх -
2 vrees aanjagen
v. intimidate, quail -
3 vrees aanjagen
redouter -
4 iemand vrees aanjagen
iemand vrees aanjagenfaire peur à qn. -
5 iemand vrees aanjagen
iemand vrees aanjagenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand vrees aanjagen
-
6 iem. vrees aanjagen
I.jdm. Angst einflößenII.jdm. Furcht einflößenIII.jdn. ängstigen -
7 vrees
♦voorbeelden:gegronde vrees hebben • ressentir une crainte fondéeiemand vrees aanjagen • faire peur à qn.vrees koesteren (voor iets) • avoir peur (de qc.)met vrees en beven • en tremblant de peuruit vrees te vallen • de peur de tombervrees voor spoken • (la) peur des fantômeszonder vrees of blaam • sans peur et sans reproche→ link=angst angst -
8 vrees
1 fear, fright♦voorbeelden:met vrees en beven • in fear and tremblinghij greep haar vast uit vrees dat hij zou vallen • he grabbed hold of her for fear he should fallhet gevaar zonder vrees tegemoet zien • face the danger without fear/fearlessly -
9 Angst
〈v.; Angst, Ängste〉1 angst, vrees♦voorbeelden:1 jemandem Angst (und Bange) machen • iemand bang maken, vrees aanjagen〈 informeel〉 nur keine Angst! • wees maar niet bang!Angst für jemanden haben • bang zijn dat iemand iets overkomtjemanden in Angst (und Schrecken) jagen, versetzen • iemand vrees, schrik aanjagenin tausend Ängsten schweben, sein • duizend angsten uitstaanes mit der Angst (zu tun) bekommen • (plots) bang wordenAngst um jemanden haben • zich zorgen, bezorgd maken over iemandAngst vor dem Tod • angst voor de doodsie hat Angst, dass er ertrinkt • zij vreest, is bang dat hij verdrinkt -
10 Furcht
〈v.; Furcht〉♦voorbeelden:1 ein Furcht erregender Anblick • een vreesaanjagende, vervaarlijke aanblikjemanden in Furcht (und Schrecken) versetzen • iemand vrees aanjagenin Furcht um jemanden, etwas sein • voor iemand, iets vrezen 〈 vrezen dat er wat gebeurt met iemand, iets〉vor Furcht zittern • van vrees sidderenFurcht vor jemandem, einer Sache • vrees voor iemand, iets -
11 запугивать
vgener. verbluffen, (iem.) vervaard maken (кого-л.), bang maken, intimideren, schrik aanhouding, vrees aanjagen -
12 наводить страх
vgener. vrees aanjagen -
13 запугивать
vgener. verbluffen, (iem.) vervaard maken (кого-л.), bang maken, intimideren, schrik aanhouding, vrees aanjagen -
14 наводить страх
vgener. vrees aanjagen -
15 jemandem Angst und Bange machen
iemand bang maken, vrees aanjagenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem Angst und Bange machen
-
16 jemandem Furcht einjagen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem Furcht einjagen
-
17 jemanden in Furcht und Schrecken versetzen
jemanden in Furcht (und Schrecken) versetzenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden in Furcht und Schrecken versetzen
-
18 intimider
intimider [ẽtiemiedee]〈 werkwoord〉2 intimideren ⇒ angst aanjagen, vrees inboezemen♦voorbeelden:v2) intimideren, angst aanjagen -
19 angst
♦voorbeelden:angst doorstaan • être en proie à l'anxiétéde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysein angst zitten • avoir peurin angst en vrees zitten • vivre dans l'anxiétéuit angst voor • par peur deduizend angsten uitstaan • souffrir mille morts -
20 schrik
3 [wie/wat schrik veroorzaakt] terror♦voorbeelden:1 de schrik van zijn leven krijgen • get the fright/shock of one's lifeiemand schrik aanjagen • give someone a frightvan de schrik bekomen • get over the shockmet schrik vervuld • be terrifieder met de schrik afkomen/met de schrik vrijkomen • have a lucky escapetot mijn schrik • to my alarm/horrortot hun grote schrik • to their horrorvan schrik beven • tremble with fearde eerste schrik te boven zijn • get over the initial shockde schrik zit erin • they've got the wind up
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский